[Contact.Links.info.] [Zoek op Site.] [De Slowpaper.]

Lanterfanten

Zoek op Site.

Beetsterzwaag.toen.

Lanterfanten.lezen.

Beetsterzwaag.nu.

De Slowpaper.

Disclaimer

 
 
Historische Highlights.
 
 
 
Het Armenhuis.
 
Het Armenhuis is rond 1835 gebouwd als Diaconie-Armenhuis van de Hervormde Kerk te Beetsterzwaag – er heerste destijds in deze streek bittere armoede. Er waren twee afdelingen: één voor vrouwen en één voor mannen. De bewoners stonden onder een streng regime van een vader en moeder van het Armenhuis. In 1854 werd het pand herbouwd en vergroot (en qua lengte vrijwel verdubbeld). Vanaf die tijd kwamen de regenten van het Armenhuis bijeen in de regentenkamer,die zich bevond in het nieuw gebouwde voorhuis in neoclassicistische stijl. Op de gevelsteen aan de voorkant staat te lezen dat dit voorhuis in 1854 is gebouwd ter nagedachtenis aan Ypkjen Hillegonda baronesse van Lynden, echtgenote van mr. Johannes Luden Anthz (1805-1874), die in 1851 op 25-jarige leeftijd was overleden aan tuberculose. Het Armenhuis heeft nog tot 1927 gefunctioneerd. Daarna werd de achterbouw, het eigenlijke Armenhuis, in gebruik genomen als verenigingsgebouwvan de Hervormde Kerk onder de naam ‘Ons Huis’.
In 2005 werd ‘Ons Huis’ door Muziekvereniging Euterpe (Fanfare) in gebruik genomen als repetitielokaal. Tevens werd de bovenverdieping verhuurd als woonruimte en de begane grond van het voorhuis werd verhuurd als winkelruimte. Sinds medio 2011 is hier de kaas- en delicatessenwinkel Tsiis gevestigd.
 
Het is een rijksmonument.
 
 
 
 
Fockensstate.
 
De 400 jaar oude Fockensstate met zijn eclectische voorgevel is de oudste state in Beetsterzwaag. Het huis ontleent zijn naam aan Oud Fockens, dat begin 17de eeuw werd gebouwd door Martinus Fockens, die in 1614 grietman van Opsterland werd. Fockens kocht destijds aan de westkant van Beetsterzwaag een stuk grond waar hij in 1616 een boerderij – een ‘seer schoon huys’ – liet bouwen met een gracht eromheen.
 
Na het uitsterven van de familie Fockens komt het goed in 1692 door vererving in handen van de
familie Van Teyens, die hierwoonde tot het uitsterven van deze familie in 1866. Saco van Teyens liet het huis in 1853 vernieuwen. Diens erfgenaam, Marcus van Heloma (1847-1922), verhuurt het gebouw in 1863 aan Binnert Philip baron van Harinxma thoe Slooten (1839-1923), die hier met zijn vrouw en tien kinderen heeft gewoond tot hij werd benoemd tot ‘Commissaris des Konings’ in Friesland (1878).
 
In 1879 liet Van Heloma het voorgebouw grotendeels afbreken en vervangen door de huidige
gepleisterde en dwarsgeplaatste boerenwoning in neoclassicistische stijl, naar ontwerp van architect Luitje de Goed (1853-1926). Let op de karakteristieke zogeheten ezelstal achteraan het erf, met in de voorgevel twee hoefijzervormige deuropeningen. Deze 19de-eeuwse schuur stamt uit de tijd 18de eeuw In Fockensstate is nu Atelier en Expositieruimte
 
De Hynstestal gevestigd
 
Het pand is rijksmonument.
 
 
 
 
Boschlust.
 
Boschlust, voorheen een boerderij, kende diverse eigenaars: respectievelijk de familie Fockens, Van Boelen en Van Lynden en de Corneliastichting. De bijbehorende schuur, die sinds de bouw aan het begin van de 17de eeuw (hetgeen is af te leiden uit de gele baksteentjes, oftewel Friese geeltjes – Fryske gieltsjes) vrijwel ongewijzigd is blijven staan, is een van de oudste gebouwen van Beetsterzwaag. De boerderij werd na de aanleg van de Commissieweg in 1854
verbouwd tot herberg met een trochreed, een gebouw waar men met koetsen doorheen kon rijden zodat passagiers binnen konden uitstappen, in feite een ouderwetse drive-in.  De postkoets van Heerenveen naar Dokkum reed destijds de schuur binnen, verwisselde daar van paarden en reed er aan de andere kant weer uit.
 
De laatste herbergier, Arend de Vries, bouwde in 1918 aan de overkant een nieuw logement met dezelfde naam, nadat hem door de Corneliastichting vanwege eenconflict de huur was opgezegd. Door het ontstaan van het “nieuwe” Boschlust (nu restaurant Baboeshka)  werd de voormalige herberg Oud Boschlust genoemd. Het pand heeft nog diverse functies gehad. In 1980 is het gebouw gerestaureerd en verbouwd tot dierenartsencentrum. Na sluiting hiervan in 2007 vestigde zich hier een winkel: Fashion&Outdoor.
 
 
Het gebouw is een rijksmonument.
 
 
 
De Bakkerij.
 
 
Het pand van de bakkerij stamt uit het begin van de 18de eeuw en was toen blijkbaar al in gebruik als bakkerij. Antje Berends (geboren circa 1770 en overleden in 1832), dochter van Berend Klazes, meester-molenaar op de Oostermolen te Beetsterzwaag, bezat de helft van deze bakkerij. Zij trouwt met Egbert Rienks uit Drachten, die de familienaam Kuipers aanneemt. Hun zonen worden molenaar en bakker. In 1823 kocht deze familie de andere helft van de bakkerij. In 1891 neemtKornelis van der Vegt de bakkerij over, waarna deze gedurende drie generaties in de familie blijft tot 1974. Kornelis laat de winkel twee keer verbouwen. Bij de laatste verbouwing (1908) wordt de voorgevel vernieuwd in Jugendstil volgens een ontwerp van architect Luitje de Goed (1853-1926). De prachtige tegeltableaus zijn vervaardigd in het atelier van Jan van Hulst te Harlingen. Wegens inwateren werd het bovenste gedeelte van de voorgevel in de jaren 1960 bekleed met houtenplanken  waardoor de sierelementen volledig aan het zicht werden onttrokken.
 
Pas bij de restauratie in 2012 werd de voorgevel door de nieuwe eigenaar bakker Verloop teruggebracht in oude staat. Zijn Speciale lekkernijen zijn de Sweachster Turfkes en de Beetster Bollen. De Beetsterbollen zijn gemaakt volgens een oud recept dat als verloren werd beschouwd. Via een nazaad van de bakker uit de 19e eeuw die in Canada woont, is het originele recept weer boven water gekomen.
 
 
 
Eysingahuis.
 
 
Het gebouw is eind 17e eeuw gebouwd. In 1871 richtte Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt hier een museum in met de vele spullen die hij tijdens zijn omzwervingen in de Orient had verzameld en opgegraven. De toegangsprijs voor dit “Museum voor Oudheden en Oostersche Voorwerpen” bedroeg één gulden, een heel bedrag in die tijd. Tussen de uit meer dan zevenhonderd stukken bestaande verzameling bevonden zich echte kunstwerken maar ook goedkope toeristenprullaria: de steen vanhet paleis van Haroen-al-Rasjid, aardewerk, spijker-schrifttabletten, oosterse kleding e.d. In 1872 verhuisde Tinco Martinus zijn museum naar het zuid-franse Cannes waar in Musée de la Castre nog museumstukken uit de verzameling te zien zijn.
 
Na 1872 is het huis zestig jaar lang dokterswoning geweest en heeft de dichter/scheepsarts Jan Jacob Slauerhoff hier waargenomen in 1929
 
 
 
 
Lyndenstein.
 
Lyndenstein werd in 1821 – 1822 gebouwd door de grietman van Opsterland, Frans Godard baron van Lijnden. Architect was Abraham Bruinsma uit Leeuwarden. De laatste Van Lynden die hier heeft gewoond, is de zoon van Frans Godard: Reinhard baron Boelens van Lynden (1827-1896), in 1859 gehuwd met Maria Catharina barones van Aylva van Pallandt (1834-1905) uit Neerijnen. Dit echtpaar kreeg slechts één kind: Cornelia Johanna Maria Boelens van Lynden (1860-1880).
 
Freule Cornelia had een sociaal hart en bezocht in de zomermaanden, tijdens haar verblijf op Huize Lyndenstein (de zomerresidentie van baron Van Lynden) zieke mensen en minder bedeelden in Beetsterzwaag en omgeving. In haar eigen ‘apotheekje’ (een door haar geannexeerd kippenhok) prepareerde ze medicijnen en huismiddeltjes. Van Cornelia zijn schriften bewaard gebleven, o.a. één waarin ze de namen en gegevens opschreef van de mensen die bij haar in het “apotheekje” kwamen ommedicijnen, verband, pleisters, drankjes, zalfjes of smeerseltjes te halen. Dit apotheekje, een houten gebouwtje, staat naast de zusterverblijven aan de oostkant van Huize Lyndenstein. Cornelia stierf toen ze pas 20 jaar was aan tuberculose (1880). Deze stichting moest hiervan een gratis ziekenhuis voor Friese kinderen in stand houden. Nu doet Lyndenstein dienst als revalidatiecentrum.
 
 
 
 
 
 
 
 
Voormalig Kantongerecht.
 
Het kantongerecht, een ontwerp van de toenmalige Rijksbouwmeester der Justitiegebouwen Simon Wijn, kwam gereed in 1923. De architect heeft zijn ontwerp voor dit gerechtsgebouw gebaseerd op het oude ‘Rechthuis te Beetsterzwaag in Opsterland’, waarvan een afbeelding met onderschrift bestaat uit circa 1720. Van 1811 tot 1934 is het ambt van kantonrechter in handen geweest van twee adellijke families uit Beetsterzwaag: de Van Boelens en de Van Harinxma’s.
 
 
In het kantongerecht worden sinds 2008 geen zaken meer gedaan. Op de afbeelding ziet u de laatste rechtsgang. Stropers uit de 19de eeuw liggen te juichen in hun graf. Zij konden rekenen op hoge geldboetes. De adel was niet alleen eigenaar van de bossen en landgoederen, zij bekleedde vaak ook het ambt van rechter. In het boek “Durk Snoad” van schrijver Rink van der Velde wordt de sfeer van die tijd prachtig weergegeven.
 
 
 
 
 
Hoofdstraat 30.
 
Deze dubbele arbeiderswoning is begin 1700 gebouwd, hetgeen goed is te zien aan de vensters met kleine ruitjes. Destijds was men nog niet in staat om grote glasramen te maken, vandaar die kleine roedeverdeling. Op het dak stond aanvankelijk één schoorsteen met twee pijpen, en de schoorsteen was toen nog afgedekt met een hardstenen dekplaat tegen inwateren. Bij een verbouwing in de 20ste eeuw zijn het schoorsteenbord en een van beide pijpen verdwenen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Het Oude Gemeentehuis.
 
 
Huize Bordena.
 
Het monumentale herenhuis Bordena bestaat uit twee gedeelten, die duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden: een 17de-eeuw westelijk deel, herbouwd in 1980, en een, aanzienlijk groter, oostelijk deel, gebouwd in 1868. Oorspronkelijk was het westelijke gedeelte het huis van de familie Van Teyens. Door het uitsterven van de Beetsterzwaagse tak van de familie Van Teyens met de kinderloze Oene van Teyens (1798-1866), erfde de huisarts en huisvriend van de Van Teyens
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Harinxmastate.
 
De Harinxmastate, een monumentaal blokvormig gestuct landhuis, werd in 1843 in Beetsterzwaag gebouwd door Maurits Pico Diderik baron van Harinxma thoe Slooten (1804-1876), grietman van Smallingerland. Vanwege het zogeheten Klokoproer  in Drachten in 1842 trad hij af als grietman, waarna hij met zijn gezin naar Beetsterzwaag verhuisde. Zijn woning in Drachten liet hij integraal afbreken en in neoclassicistische stijl herbouwen op een stuk grond dat
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Dorpskerk.
 
De huidige Dorpskerk van Beetsterzwaag, een typische zaalkerk, is gebouwd in 1803-1804 en destijds geplaatst op de fundering van de vorige, middeleeuwse kerk met zadeldaktoren. De nieuwbouw werd gefinancierd, ieder voor de helft, door de families Van Lynden en Van Teyens, die daarvoor als dank een zogeheten herenbank in de kerk verwierven.
 
Uit de inrichting van de middeleeuwse kerk zijn de 17de-eeuwse preekstoel, het 18de-eeuwse doophek, een
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Prins Heerlijck.
 
Het Huis met de vier Daken
 
Hoofdstraat 23
 
Beetsterzwaag.
 
Tegenwoordig staat dit pand bekend onder de naam
 
Prins Heerlijck.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Het Lycklamahuis.
 
Het Lycklamhûs, een statig landhuis, is rond 1825 als eenlaagspand gebouwd in opdracht van Catharina Johanna Aebinga van Humalda (1758-1835), de weduwe, en tweede vrouw (sinds 1797), van Reinhard Franszn (Reinoud) baron van Lynden (1742-1819). Na haar overlijden in 1835 erfde haar (stief)kleindochter jonkvrouwe Ypkjen Hillegonda van Eysinga (1815-1854) het huis. Zij trouwde in 1836 met de burgemeester van Opsterland, jonkheer Jan Anne Lycklama
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Het Huis met de Arend.
 
 
 
Het Huis met de Arend  Kunsthuis SYB
 
Hoofdstraat 70
Beetsterzwaag
06-149 47 612
www.kunsthuissyb.nl
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De Kombuis.
 
Molenlaan 15
 
Beetsterzwaag.
 
De Kombuis, een gepleisterd eenlaagspand met rieten dak achter het Eysingahûs, stamt uit het begin van de 18de eeuw. Het diende destijds als onderkomen van de commies (ontvanger der rijksbelastingen) die moest toezien op het malen van het graan in de nabijgelegen Rogmolen (inmiddels gesloopt).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Voormalige Notariswoning.
 
 
Koetshuis Lycklamahuis.
 
Het Koetshuis van het Lycklamahûs, een markant wit gebouw, is rond 1836 gebouwd. Het gebouw bestond destijds uit een stalling en koetsierskamer. Aanvankelijk zaten de deuren nog aan de straatkant, maar vanwege de aanleg van een trambaan door de Hoofdstraat in 1884, zijn de deuren bij de verbouwing in 1902-1903 naar de achterkant verplaatst. Tevens is het gebouw toen bepleisterd, omdat er inmiddels zoveel aan was vertimmerd en verbouwd dat het aanzien was geschonden.